Stap 1:
Druk uw billen zo dicht mogelijk tegen de rugleuning. De stoelafstand tot aan de pedalen wordt zo ingesteld dat het been bij ingetrapte pedalen iets gebogen is.
Stap 2:
Breng uw schouders zo dicht mogelijk bij de rugleuning. Stel de hoek van de rugleuning zo in dat u het stuur met iets gebogen armen gemakkelijk kunt vastpakken. Als u het stuur draait, moet het contact van uw schouders met de leuning behouden blijven.
Stap 3:
Zet de stoelhoogte zo hoog mogelijk vast. Daardoor is vrij zicht rondom en op alle weergaven op het dashboard gewaarborgd.
Stap 4:
Stel de hoek van het zitvlak zo in dat de pedalen gemakkelijk kunnen worden ingetrapt. De bovenbenen moeten licht en zonder druk op het zitkussen rusten. Controleer voor het wegrijden de hoek van de rugleuning.
Stap 5:
Stel de zitvlakverlenging zo in dat de bovenbenen tot vlak voor de knieën op het zitkussen rusten. Vuistregel: twee à drie vingers ruimte tussen de rand van de stoel en de knieholte.
Stap 6:
Als de natuurlijke vorm van de lendenwervelkolom ondersteund wordt, is de lendensteun correct ingesteld.
Stap 7:
De zijondersteuningen van de stoel moeten zo dicht tegen het lichaam aan liggen dat het bovenlichaam aan de zijkanten zonder beknelling aangenaam wordt ondersteund.
Stap 8:
Stel de bovenkant van de hoofdsteun liefst in op dezelfde hoogte als de bovenkant van uw hoofd. Hoek: De afstand tot uw hoofd moet ca. 2 cm bedragen.